aanerven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | erf aan | erfde aan | heb aangeërfd |
jij, je, u | erft aan | erfde aan | hebt aangeërfd |
hij, zij, het | erft aan | erfde aan | heeft aangeërfd |
wij | erven aan | erfden aan | hebben aangeërfd |
jullie | erven aan | erfden aan | hebben aangeërfd |
zij, ze | erven aan | erfden aan | hebben aangeërfd |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanerven with some of the pronouns.
- Ik erf mijn ooms landgoed aan.
- Jij erft het familiebedrijf aan.
- Hij erft een groot fortuin aan.
- Zij erft haar tantes sieraden aan.
- Wij erven het huis van onze ouders aan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanerven with some of the pronouns.
- Ik erfde het landgoed van mijn oom aan.
- Jij erfde het familiebedrijf aan.
- Hij erfde een groot fortuin aan.
- Zij erfde de sieraden van haar tante aan.
- Wij erfden het huis van onze ouders aan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanerven with some of the pronouns.
- Ik heb het landgoed geërfd.
- Jij hebt het bedrijf geërfd.
- Hij heeft het fortuin geërfd.
- Zij heeft de sieraden geërfd.
- Wij hebben het huis geërfd.