wegzakken

Conjugations List of Wegzakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzak wegzakte wegben weggezakt
jij, je, uzakt wegzakte wegbent weggezakt
hij, zij, hetzakt wegzakte wegis weggezakt
wijzakken wegzakten wegzijn weggezakt
julliezakken wegzakten wegzijn weggezakt
zij, zezakken wegzakten wegzijn weggezakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegzakken with some of the pronouns.

  • Ik zak weg in mijn stoel terwijl ik televisie kijk.
  • Hij zakt weg in zijn gedachten tijdens de les.
  • Wij zakken weg in het zachte zand op het strand.
  • Jullie zakken weg in de drukte van de stad.
  • De kinderen zakken weg in hun boeken en vergeten de tijd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegzakken with some of the pronouns.

  • Toen ik de film keek, zakte ik weg in mijn stoel.
  • Vroeger zakte hij altijd weg in zijn gedachten tijdens de lessen.
  • Als kind zakten wij vaak weg in het zand op het strand.
  • Jullie zonken regelmatig weg in de drukte van de stad.
  • De kinderen zonken weg in hun boeken en merkten niet wat er om hen heen gebeurde.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegzakken with some of the pronouns.

  • Ik ben weggezakt in mijn stoel en heb de hele film gemist.
  • Hij is weggezakt in zijn gedachten en heeft niet gehoord wat er gezegd werd.
  • Wij zijn weggezakt in het zand en hebben genoten van de zonsondergang.
  • Jullie zijn weggezakt in de drukte en zijn de weg kwijtgeraakt.
  • De kinderen zijn weggezakt in hun boeken en hebben niet gemerkt dat het eten klaar was.