futselen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | futsel | futselde | heb gefutseld |
jij, je, u | futselt | futselde | hebt gefutseld |
hij, zij, het | futselt | futselde | heeft gefutseld |
wij | futselen | futselden | hebben gefutseld |
jullie | futselen | futselden | hebben gefutseld |
zij, ze | futselen | futselden | hebben gefutseld |
PresensBeta
Example presens sentences for Futselen with some of the pronouns.
- Ik futsel aan de computer om het probleem op te lossen.
- Jij futselt altijd met je haar als je zenuwachtig bent.
- Hij futselt graag met elektronische apparaten en maakt ze beter.
- Zij futselen met de ingrediënten om het perfecte recept te vinden.
- Wij futselen met de instellingen van de tv om het beeld te verbeteren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Futselen with some of the pronouns.
- Ik futselde aan de computer om het probleem op te lossen.
- Jij futselde altijd met je haar als je zenuwachtig was.
- Hij futselde graag met elektronische apparaten en maakte ze beter.
- Zij futselden met de ingrediënten om het perfecte recept te vinden.
- Wij futselden met de instellingen van de tv om het beeld te verbeteren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Futselen with some of the pronouns.
- Ik heb aan de computer gefutseld om het probleem op te lossen.
- Jij hebt altijd met je haar gefutseld als je zenuwachtig was.
- Hij heeft graag met elektronische apparaten gefutseld en ze beter gemaakt.
- Zij hebben met de ingrediënten gefutseld om het perfecte recept te vinden.
- Wij hebben met de instellingen van de tv gefutseld om het beeld te verbeteren.