opluiken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | luik op | look op | ben opgeloken |
jij, je, u | luikt op | look op | bent opgeloken |
hij, zij, het | luikt op | look op | is opgeloken |
wij | luiken op | loken op | zijn opgeloken |
jullie | luiken op | loken op | zijn opgeloken |
zij, ze | luiken op | loken op | zijn opgeloken |
PresensBeta
Example presens sentences for Opluiken with some of the pronouns.
- Ik licht op bij het zien van mooie bloemen.
- Jij licht op als je muziek hoort.
- Hij/Zij licht op wanneer hij/zij een compliment krijgt.
- Wij lichten op tijdens een vakantie in de zon.
- Jullie lichten op van gezelligheid.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opluiken with some of the pronouns.
- Ik luikte op toen ik het goede nieuws hoorde.
- Jij luikte op tijdens ons gezellige samenzijn.
- Hij/Zij luikte op terwijl hij/zij naar de zonsondergang keek.
- Wij luikten op tijdens onze vakantie in de bergen.
- Jullie luikten op bij het horen van grappige verhalen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opluiken with some of the pronouns.
- Ik ben opgeluikt na mijn geslaagde examen.
- Jij bent opgeluikt na je promotie op het werk.
- Hij/Zij is opgeluikt na de geboorte van zijn/haar kind.
- Wij zijn opgeluikt na onze avontuurlijke reis.
- Jullie zijn opgeluikt na het winnen van de wedstrijd.