rochelen

Conjugations List of Rochelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrochelrocheldeheb gerocheld
jij, je, urocheltrocheldehebt gerocheld
hij, zij, hetrocheltrocheldeheeft gerocheld
wijrochelenrocheldenhebben gerocheld
jullierochelenrocheldenhebben gerocheld
zij, zerochelenrocheldenhebben gerocheld

Presens
Beta

Example presens sentences for Rochelen with some of the pronouns.

  • Ik rochel tijdens het koude weer.
  • Jij rochelt vaak na het eten.
  • Hij/Zij rochelt luidruchtig in de klas.
  • Wij rochelen soms als we verkouden zijn.
  • Zij rochelen ongecontroleerd door hun ademhaling.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rochelen with some of the pronouns.

  • Ik rochelde altijd wanneer ik een griep had.
  • Jij rochelde regelmatig tijdens het sporten.
  • Hij/Zij rochelde zachtjes terwijl hij/zij sliep.
  • Wij rochelden luidruchtig in de klas.
  • Zij rochelden onophoudelijk door hun benauwdheid.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rochelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gerocheld nadat ik water dronk.
  • Jij hebt vaak gerocheld in het verleden.
  • Hij/Zij heeft luidruchtig gerocheld tijdens de film.
  • Wij hebben gerocheld toen we ziek waren.
  • Zij hebben ongecontroleerd gerocheld door hun hoest.