terugzinken

Conjugations List of Terugzinken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzink terugzonk terugben teruggezonken
jij, je, uzinkt terugzonk terugbent teruggezonken
hij, zij, hetzinkt terugzonk terugis teruggezonken
wijzinken terugzonken terugzijn teruggezonken
julliezinken terugzonken terugzijn teruggezonken
zij, zezinken terugzonken terugzijn teruggezonken

Presens
Beta

Example presens sentences for Terugzinken with some of the pronouns.

  • Ik zink terug in mijn stoel en ontspan.
  • Jij zinkt terug in het water na de sprong.
  • Hij of zij zinkt terug in oude gewoonten.
  • Wij zinken terug naar de vorige pagina.
  • Jullie zinken terug in de sofa en doen een dutje.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terugzinken with some of the pronouns.

  • Ik zonk terug in mijn stoel en ontspande.
  • Jij zonk terug in het water na de sprong.
  • Hij of zij zonk terug in oude gewoonten.
  • Wij zonken terug naar de vorige pagina.
  • Jullie zonken terug in de sofa en deden een dutje.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terugzinken with some of the pronouns.

  • Ik ben teruggezonken in mijn stoel en heb ontspannen.
  • Jij bent teruggezonken in het water na de sprong.
  • Hij of zij is teruggezonken in oude gewoonten.
  • Wij zijn teruggezonken naar de vorige pagina.
  • Jullie zijn teruggezonken in de sofa en hebben een dutje gedaan.