stipuleren

Conjugations List of Stipuleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstipuleerstipuleerdeheb gestipuleerd
jij, je, ustipuleertstipuleerdehebt gestipuleerd
hij, zij, hetstipuleertstipuleerdeheeft gestipuleerd
wijstipulerenstipuleerdenhebben gestipuleerd
julliestipulerenstipuleerdenhebben gestipuleerd
zij, zestipulerenstipuleerdenhebben gestipuleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Stipuleren with some of the pronouns.

  • Ik stipuleer de voorwaarden van het contract.
  • Jij stipuleert de afspraken met de klant.
  • Hij/Zij/Het stipuleert de regels van het spel.
  • Wij stipuleren de deadline voor het project.
  • Jullie stipuleren de prijs van het product.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Stipuleren with some of the pronouns.

  • Ik stipuleerde de voorwaarden van het contract.
  • Jij stipuleerde de afspraken met de klant.
  • Hij/Zij/Het stipuleerde de regels van het spel.
  • Wij stipuleerden de deadline voor het project.
  • Jullie stipuleerden de prijs van het product.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Stipuleren with some of the pronouns.

  • Ik heb de voorwaarden van het contract gestipuleerd.
  • Jij hebt de afspraken met de klant gestipuleerd.
  • Hij/Zij/Het heeft de regels van het spel gestipuleerd.
  • Wij hebben de deadline voor het project gestipuleerd.
  • Jullie hebben de prijs van het product gestipuleerd.