stofferen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stoffeer | stoffeerde | heb gestoffeerd |
jij, je, u | stoffeert | stoffeerde | hebt gestoffeerd |
hij, zij, het | stoffeert | stoffeerde | heeft gestoffeerd |
wij | stofferen | stoffeerden | hebben gestoffeerd |
jullie | stofferen | stoffeerden | hebben gestoffeerd |
zij, ze | stofferen | stoffeerden | hebben gestoffeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Stofferen with some of the pronouns.
- Ik stoffeer mijn nieuwe bank met een zachte stof.
- Jij stoffeert de stoelen in de eetkamer met leer.
- Hij stoffeert regelmatig meubels voor zijn klanten.
- Zij stoffeert haar slaapkamer met mooie gordijnen.
- Wij stofferen de kussens opnieuw voor de loungebank.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Stofferen with some of the pronouns.
- Vroeger stoffeerde ik zelf al mijn meubels.
- Jij stoffeerde altijd de oude stoelen van oma.
- Hij stoffeerde vaak antieke meubels voor verzamelaars.
- Zij stoffeerde in het verleden meubels als hobby.
- Wij stoffeerden regelmatig meubels voor vrienden en familie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Stofferen with some of the pronouns.
- Ik heb de fauteuil gisteren gestoffeerd.
- Jij hebt al je meubels laten stofferen door professionals.
- Hij heeft vorige maand een oud tapijt gestoffeerd.
- Zij heeft de kussens van haar bank opnieuw laten stofferen.
- Wij hebben het hele interieur van onze woonkamer laten stofferen.