leegplunderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | plunder leeg | plunderde leeg | heb leeggeplunderd |
jij, je, u | plundert leeg | plunderde leeg | hebt leeggeplunderd |
hij, zij, het | plundert leeg | plunderde leeg | heeft leeggeplunderd |
wij | plunderen leeg | plunderden leeg | hebben leeggeplunderd |
jullie | plunderen leeg | plunderden leeg | hebben leeggeplunderd |
zij, ze | plunderen leeg | plunderden leeg | hebben leeggeplunderd |
PresensBeta
Example presens sentences for Leegplunderen with some of the pronouns.
- Ik leegplunder de kast voor een schoonmaakbeurt.
- Jij leegplundert de winkel tijdens de uitverkoop.
- Hij leegplundert de koelkast als hij honger heeft.
- Zij leegplunderen de bankrekening voor hun vakantie.
- We leegplunderen de voorraadkast voor het feestje.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Leegplunderen with some of the pronouns.
- Ik leegplunderde de kast voor een schoonmaakbeurt.
- Jij leegplunderde de winkel tijdens de uitverkoop.
- Hij leegplunderde de koelkast als hij honger had.
- Zij leegplunderden de bankrekening voor hun vakantie.
- We leegplunderden de voorraadkast voor het feestje.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Leegplunderen with some of the pronouns.
- Ik heb de kast leeggeplunderd voor een schoonmaakbeurt.
- Jij hebt de winkel leeggeplunderd tijdens de uitverkoop.
- Hij heeft de koelkast leeggeplunderd toen hij honger had.
- Zij hebben de bankrekening leeggeplunderd voor hun vakantie.
- We hebben de voorraadkast leeggeplunderd voor het feestje.