fijnsnijden

Conjugations List of Fijnsnijden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksnij fijnsneed fijnheb fijngesneden
jij, je, usnijdt fijnsneed fijnhebt fijngesneden
hij, zij, hetsnijdt fijnsneed fijnheeft fijngesneden
wijsnijden fijnsneden fijnhebben fijngesneden
julliesnijden fijnsneden fijnhebben fijngesneden
zij, zesnijden fijnsneden fijnhebben fijngesneden

Presens
Beta

Example presens sentences for Fijnsnijden with some of the pronouns.

  • Ik snijd fijn voor het recept.
  • Jij snijdt fijn met veel precisie.
  • Hij/Zij/Het snijdt fijn zonder moeite.
  • Wij snijden fijn voor het avondeten.
  • Jullie snijden fijn als professionals.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Fijnsnijden with some of the pronouns.

  • Ik sneed fijn voordat de gasten arriveerden.
  • Jij sneed fijn terwijl ik aan het koken was.
  • Hij/Zij/Het sneed fijn toen ik binnenkwam.
  • Wij sneden fijn voor het diner.
  • Jullie sneden fijn tot laat in de avond.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Fijnsnijden with some of the pronouns.

  • Ik heb fijngesneden voor de salade.
  • Jij hebt fijngesneden met een scherp mes.
  • Hij/Zij/Het heeft fijngesneden volgens het recept.
  • Wij hebben fijngesneden voor het feest.
  • Jullie hebben fijngesneden in kleine stukjes.