composteren

Conjugations List of Composteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcomposteercomposteerdeheb gecomposteerd
jij, je, ucomposteertcomposteerdehebt gecomposteerd
hij, zij, hetcomposteertcomposteerdeheeft gecomposteerd
wijcomposterencomposteerdenhebben gecomposteerd
julliecomposterencomposteerdenhebben gecomposteerd
zij, zecomposterencomposteerdenhebben gecomposteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Composteren with some of the pronouns.

  • Ik composteer mijn tuinafval.
  • Jij composteert je keukenafval.
  • Hij/zij composteert organisch materiaal.
  • Wij composteren ons groenafval.
  • Jullie composteren de bladeren in de herfst.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Composteren with some of the pronouns.

  • Ik composteerde vroeger altijd mijn tuinafval.
  • Jij composteerde je keukenafval regelmatig.
  • Hij/zij composteerde vaak organisch materiaal.
  • Wij composteerden ons groenafval jaarlijks.
  • Jullie composteerden altijd de bladeren in de herfst.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Composteren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn tuinafval gecomposteerd.
  • Jij hebt je keukenafval gecomposteerd.
  • Hij/zij heeft organisch materiaal gecomposteerd.
  • Wij hebben ons groenafval gecomposteerd.
  • Jullie hebben de bladeren in de herfst gecomposteerd.