verzwageren

Conjugations List of Verzwageren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverzwagerverzwagerdeheb verzwagerd
jij, je, uverzwagertverzwagerdehebt verzwagerd
hij, zij, hetverzwagertverzwagerdeheeft verzwagerd
wijverzwagerenverzwagerdenhebben verzwagerd
jullieverzwagerenverzwagerdenhebben verzwagerd
zij, zeverzwagerenverzwagerdenhebben verzwagerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Verzwageren with some of the pronouns.

  • Ik verzwaagër nu mijn broer.
  • Jij verzwaagërt je met zijn zus.
  • Hij verzwaagërt met haar nicht.
  • Wij verzwaagëren onze families.
  • Zij verzwaagëren al jaren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verzwageren with some of the pronouns.

  • Ik verzwaagërde mijn broer vroeger.
  • Jij verzwaagërde je met zijn zus in het verleden.
  • Hij verzwaagërde met haar nicht lang geleden.
  • Wij verzwaagërden onze families toen we jong waren.
  • Zij verzwaagërden al jarenlang voordat ze trouwden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verzwageren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn broer verzwaagërd.
  • Jij hebt je met zijn zus verzwaagërd.
  • Hij heeft met haar nicht verzwaagërd.
  • Wij hebben onze families verzwaagërd.
  • Zij hebben al jaren verzwaagërd.