fijnknippen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | knip fijn | knipte fijn | heb fijngeknipt |
jij, je, u | knipt fijn | knipte fijn | hebt fijngeknipt |
hij, zij, het | knipt fijn | knipte fijn | heeft fijngeknipt |
wij | knippen fijn | knipten fijn | hebben fijngeknipt |
jullie | knippen fijn | knipten fijn | hebben fijngeknipt |
zij, ze | knippen fijn | knipten fijn | hebben fijngeknipt |
PresensBeta
Example presens sentences for Fijnknippen with some of the pronouns.
- Ik fijnknip de papieren voor de knutselactiviteit.
- Jij fijnknipt de stof om een patroon te maken.
- Hij/Zij/Het fijnknipt de groenten voor de salade.
- Wij fijnknippen de bloemen voor het boeket.
- Jullie fijnknippen het papier om slingers te maken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Fijnknippen with some of the pronouns.
- Ik fijnknipte de papieren voor de knutselactiviteit.
- Jij fijnknipte de stof om een patroon te maken.
- Hij/Zij/Het fijnknipte de groenten voor de salade.
- Wij fijnknipten de bloemen voor het boeket.
- Jullie fijnknipten het papier om slingers te maken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Fijnknippen with some of the pronouns.
- Ik heb de papieren fijngeknipt voor de knutselactiviteit.
- Jij hebt de stof fijngeknipt om een patroon te maken.
- Hij/Zij/Het heeft de groenten fijngeknipt voor de salade.
- Wij hebben de bloemen fijngeknipt voor het boeket.
- Jullie hebben het papier fijngeknipt om slingers te maken.