molmen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | molm | molmde | ben gemolmd |
jij, je, u | molmt | molmde | bent gemolmd |
hij, zij, het | molmt | molmde | is gemolmd |
wij | molmen | molmden | zijn gemolmd |
jullie | molmen | molmden | zijn gemolmd |
zij, ze | molmen | molmden | zijn gemolmd |
PresensBeta
Example presens sentences for Molmen with some of the pronouns.
- Ik molm vandaag de tuin.
- Jij molmt elke dag bij de rivier.
- Hij/Zij/Het molmt altijd in de ochtend.
- Wij molmen graag in het bos.
- Jullie molmen vaak in de stad.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Molmen with some of the pronouns.
- Vroeger molmde ik veel met mijn vrienden.
- Toen ik jong was, molmde ik altijd in de speeltuin.
- Hij/Zij/Het molmde regelmatig in de oude buurt.
- Wij molmden vaak tijdens onze vakanties.
- Jullie molmden lang geleden samen in het park.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Molmen with some of the pronouns.
- Ik heb gemolmd in mijn vrije tijd.
- Jij bent al eerder gaan molmen.
- Hij/Zij/Het heeft wel eens gemolmd in de bergen.
- Wij hebben gisteren gemolmd op het strand.
- Jullie zijn naar een nieuwe plek gegaan om te molmen.