preciseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | preciseer | preciseerde | heb gepreciseerd |
jij, je, u | preciseert | preciseerde | hebt gepreciseerd |
hij, zij, het | preciseert | preciseerde | heeft gepreciseerd |
wij | preciseren | preciseerden | hebben gepreciseerd |
jullie | preciseren | preciseerden | hebben gepreciseerd |
zij, ze | preciseren | preciseerden | hebben gepreciseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Preciseren with some of the pronouns.
- Ik preciseer mijn standpunt tijdens de vergadering.
- Jij preciseert de details van het project.
- Hij/zij preciseert de eisen van de klant.
- Wij preciseren de planning voor de komende weken.
- Zij preciseren de doelstellingen van het bedrijf.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Preciseren with some of the pronouns.
- Ik preciseerde mijn standpunt tijdens de vergadering.
- Jij preciseerde de details van het project.
- Hij/zij preciseerde de eisen van de klant.
- Wij preciseerden de planning voor de komende weken.
- Zij preciseerden de doelstellingen van het bedrijf.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Preciseren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn standpunt tijdens de vergadering gepreciseerd.
- Jij hebt de details van het project gepreciseerd.
- Hij/zij heeft de eisen van de klant gepreciseerd.
- Wij hebben de planning voor de komende weken gepreciseerd.
- Zij hebben de doelstellingen van het bedrijf gepreciseerd.