uitnemen

Conjugations List of Uitnemen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikneem uitnam uitheb uitgenomen
jij, je, uneemt uitnam uithebt uitgenomen
hij, zij, hetneemt uitnam uitheeft uitgenomen
wijnemen uitnamen uithebben uitgenomen
jullienemen uitnamen uithebben uitgenomen
zij, zenemen uitnamen uithebben uitgenomen