bezoedelen

Conjugations List of Bezoedelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbezoedelbezoedeldeheb bezoedeld
jij, je, ubezoedeltbezoedeldehebt bezoedeld
hij, zij, hetbezoedeltbezoedeldeheeft bezoedeld
wijbezoedelenbezoedeldenhebben bezoedeld
julliebezoedelenbezoedeldenhebben bezoedeld
zij, zebezoedelenbezoedeldenhebben bezoedeld

Presens

Example presens sentences for Bezoedelen with some of the pronouns.

  • Ik bezoedel de reputatie van het bedrijf niet.
  • Jij bezoedelt je handen met vuilnis.
  • Hij bezoedelt het water door er afval in te dumpen.
  • Wij bezoedelen onze relatie door constant ruzie te maken.
  • Zij bezoedelen het landschap met hun graffiti.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Bezoedelen with some of the pronouns.

  • Vroeger bezoedelde ik de reputatie van het bedrijf.
  • Vroeger bezoedelden jullie je handen met vuilnis.
  • Hij bezoedelde altijd het water door er afval in te dumpen.
  • Wij bezoedelden onze relatie door constant ruzie te maken.
  • Zij bezoedelden het landschap met hun graffiti.

Perfectum

Example perfectum sentences for Bezoedelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de reputatie van het bedrijf bezoedeld.
  • Jij hebt je handen met vuilnis bezoedeld.
  • Hij heeft het water bezoedeld door er afval in te dumpen.
  • Wij hebben onze relatie bezoedeld door constant ruzie te maken.
  • Zij hebben het landschap bezoedeld met hun graffiti.