wegschuilen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schuil weg | schuilde weg;school weg | ben weggeschuild;ben weggescholen |
jij, je, u | schuilt weg | schuilde weg;school weg | bent weggeschuild;bent weggescholen |
hij, zij, het | schuilt weg | schuilde weg;school weg | is weggeschuild;is weggescholen |
wij | schuilen weg | schuilden weg;scholen weg | zijn weggeschuild;zijn weggescholen |
jullie | schuilen weg | schuilden weg;scholen weg | zijn weggeschuild;zijn weggescholen |
zij, ze | schuilen weg | schuilden weg;scholen weg | zijn weggeschuild;zijn weggescholen |
Presens
Example presens sentences for Wegschuilen with some of the pronouns.
- Ik schuil weg in mijn slaapkamer als het regent.
- Jij schuilt weg achter de boom om je vrienden te verrassen.
- Hij/zij/het schuilt weg onder de tafel uit angst.
- Wij schuilen weg voor de harde wind in de schuur.
- Jullie schuilen weg in de grot tijdens het onweer.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Wegschuilen with some of the pronouns.
- Ik school me weg in de hoek van de kamer uit verlegenheid.
- Jij school je weg achter het gordijn om te spelen.
- Hij/zij/het school zich weg voor de camera's.
- Wij scholen ons weg in het park tijdens het verstoppertje spelen.
- Jullie scholen je weg voor de drukte in de stad.
Perfectum
Example perfectum sentences for Wegschuilen with some of the pronouns.
- Ik ben weggescholen toen de hond begon te blaffen.
- Jij bent weggescholen voordat ze je konden vinden.
- Hij/zij/het is weggescholen achter de muur om te schuilen.
- Wij zijn weggescholen in het bos tijdens het spel.
- Jullie zijn weggescholen voor de regen in het café.