snerken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | snerk | snerkte | heb gesnerkt |
jij, je, u | snerkt | snerkte | hebt gesnerkt |
hij, zij, het | snerkt | snerkte | heeft gesnerkt |
wij | snerken | snerkten | hebben gesnerkt |
jullie | snerken | snerkten | hebben gesnerkt |
zij, ze | snerken | snerkten | hebben gesnerkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Snerken with some of the pronouns.
- Ik snerk tijdens het snurken.
- Jij snerkt hard 's nachts.
- Hij snerkt als een beer.
- Zij snerken luidruchtig in hun slaap.
- Wij snerken soms na een lange dag.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Snerken with some of the pronouns.
- Ik snerkte tijdens het snurken.
- Jij snerkte hard 's nachts.
- Hij snerkte als een beer.
- Zij snerkten luidruchtig in hun slaap.
- Wij snerkten soms na een lange dag.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Snerken with some of the pronouns.
- Ik heb gesnerkt tijdens het snurken.
- Jij hebt hard gesnerkt 's nachts.
- Hij heeft als een beer gesnerkt.
- Zij hebben luidruchtig gesnerkt in hun slaap.
- Wij hebben soms gesnerkt na een lange dag.