mokken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | mok | mokte | heb gemokt |
jij, je, u | mokt | mokte | hebt gemokt |
hij, zij, het | mokt | mokte | heeft gemokt |
wij | mokken | mokten | hebben gemokt |
jullie | mokken | mokten | hebben gemokt |
zij, ze | mokken | mokten | hebben gemokt |
PresensBeta
Example presens sentences for Mokken with some of the pronouns.
- Ik mok wanneer het regent.
- Jij mokt als je je zin niet krijgt.
- Hij/zij mokt omdat hij/zij moe is.
- Wij mokken over het slechte weer.
- Jullie mokken wanneer de trein vertraging heeft.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Mokken with some of the pronouns.
- Ik mokte vaak als kind.
- Jij mokte gisteren over de drukte in de stad.
- Hij/zij mokte tijdens de autorit naar huis.
- Wij mokten vroeger over het vroege opstaan.
- Jullie mokten altijd over de lange schooldagen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Mokken with some of the pronouns.
- Ik heb gemokt toen mijn favoriete serie eindigde.
- Jij hebt gemokt over het late eten.
- Hij/zij heeft gemokt tijdens de lange vergadering.
- Wij hebben gemokt over de slechte service in het restaurant.
- Jullie hebben gemokt over de hoge prijzen van de tickets.