stiften

Conjugations List of Stiften.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstiftstiftteheb gestift
jij, je, ustiftstifttehebt gestift
hij, zij, hetstiftstiftteheeft gestift
wijstiftenstifttenhebben gestift
julliestiftenstifttenhebben gestift
zij, zestiftenstifttenhebben gestift

Presens
Beta

Example presens sentences for Stiften with some of the pronouns.

  • Ik stift mijn lippen rood.
  • Jij stift je lippen roze.
  • Hij stift zijn lippen paars.
  • Zij stift haar lippen oranje.
  • Wij stiften onze lippen bruin.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Stiften with some of the pronouns.

  • Ik stiftte mijn lippen rood.
  • Jij stiftte je lippen roze.
  • Hij stiftte zijn lippen paars.
  • Zij stiftte haar lippen oranje.
  • Wij stiftten onze lippen bruin.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Stiften with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn lippen gestift.
  • Jij hebt je lippen gestift.
  • Hij heeft zijn lippen gestift.
  • Zij heeft haar lippen gestift.
  • Wij hebben onze lippen gestift.