afstormen

Conjugations List of Afstormen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstorm afstormde afheb afgestormd
jij, je, ustormt afstormde afhebt afgestormd
hij, zij, hetstormt afstormde afheeft afgestormd
wijstormen afstormden afhebben afgestormd
julliestormen afstormden afhebben afgestormd
zij, zestormen afstormden afhebben afgestormd

Presens
Beta

Example presens sentences for Afstormen with some of the pronouns.

  • Ik storm af op het doel.
  • Jij stormt af op de tegenstander.
  • Hij/Zij/Het stormt af naar de finish.
  • Wij stormen af op de overwinning.
  • Jullie stormen af op het succes.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afstormen with some of the pronouns.

  • Ik stormde af op het doel.
  • Jij stormde af op de tegenstander.
  • Hij/Zij/Het stormde af naar de finish.
  • Wij stormden af op de overwinning.
  • Jullie stormden af op het succes.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afstormen with some of the pronouns.

  • Ik ben afgestormd op het doel.
  • Jij bent afgestormd op de tegenstander.
  • Hij/Zij/Het is afgestormd naar de finish.
  • Wij zijn afgestormd op de overwinning.
  • Jullie zijn afgestormd op het succes.