herrekenen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | herreken | herrekende | heb herrekend |
jij, je, u | herrekent | herrekende | hebt herrekend |
hij, zij, het | herrekent | herrekende | heeft herrekend |
wij | herrekenen | herrekenden | hebben herrekend |
jullie | herrekenen | herrekenden | hebben herrekend |
zij, ze | herrekenen | herrekenden | hebben herrekend |
Presens
Example presens sentences for Herrekenen with some of the pronouns.
- Ik herreken de cijfers elke maand.
- Jij herrekent de waarden voor het project.
- Hij/zij herrekent de financiële gegevens nauwkeurig.
- Wij herrekenen de kosten van de reis.
- Jullie herrekenen de belastingaangifte.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Herrekenen with some of the pronouns.
- Vroeger herrekende ik de formules met de hand.
- Toen ik jong was, herrekende jij de prijzen in de winkel.
- Hij/zij herrekende regelmatig de salarissen van het personeel.
- In die tijd herrekenden wij de valuta voor onze buitenlandse reizen.
- Jullie herrekenden de meetresultaten tijdens het experiment.
Perfectum
Example perfectum sentences for Herrekenen with some of the pronouns.
- Ik heb de cijfers herrekend om fouten te vinden.
- Jij hebt de waarden voor het project herrekend.
- Hij/zij heeft de financiële gegevens grondig herrekend.
- Wij hebben de kosten van de reis herrekend.
- Jullie hebben de belastingaangifte herrekend en ingediend.