bijharken

Conjugations List of Bijharken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhark bijharkte bijheb bijgeharkt
jij, je, uharkt bijharkte bijhebt bijgeharkt
hij, zij, hetharkt bijharkte bijheeft bijgeharkt
wijharken bijharkten bijhebben bijgeharkt
jullieharken bijharkten bijhebben bijgeharkt
zij, zeharken bijharkten bijhebben bijgeharkt

Presens

Example presens sentences for Bijharken with some of the pronouns.

  • Ik hark bij in de tuin.
  • Jij harkt bij na het maaien.
  • Hij/zij/het harkt bij om het gras gelijkmatig te verdelen.
  • Wij harken bij om de bladeren op te ruimen.
  • Jullie harken bij voor een nette uitstraling van de tuin.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Bijharken with some of the pronouns.

  • Ik harkte bij in de tuin.
  • Jij harkte bij na het maaien.
  • Hij/zij/het harkte bij om het gras gelijkmatig te verdelen.
  • Wij harkten bij om de bladeren op te ruimen.
  • Jullie harkten bij voor een nette uitstraling van de tuin.

Perfectum

Example perfectum sentences for Bijharken with some of the pronouns.

  • Ik heb bijgeharkt in de tuin.
  • Jij hebt bijgeharkt na het maaien.
  • Hij/zij/het heeft bijgeharkt om het gras gelijkmatig te verdelen.
  • Wij hebben bijgeharkt om de bladeren op te ruimen.
  • Jullie hebben bijgeharkt voor een nette uitstraling van de tuin.