nassen

Conjugations List of Nassen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknasnasteheb genast
jij, je, unastnastehebt genast
hij, zij, hetnastnasteheeft genast
wijnassennastenhebben genast
jullienassennastenhebben genast
zij, zenassennastenhebben genast

Presens

Example presens sentences for Nassen with some of the pronouns.

  • Ik nass
  • Jij natst
  • Hij/zij/het natst
  • Wij nassen
  • Jullie nassen

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Nassen with some of the pronouns.

  • Ik natste
  • Jij natste
  • Hij/zij/het natste
  • Wij natsten
  • Jullie natsten

Perfectum

Example perfectum sentences for Nassen with some of the pronouns.

  • Ik heb genatst
  • Jij hebt genatst
  • Hij/zij/het heeft genatst
  • Wij hebben genast
  • Jullie hebben genast