voorleiden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | leid voor | leidde voor | heb voorgeleid |
jij, je, u | leidt voor | leidde voor | hebt voorgeleid |
hij, zij, het | leidt voor | leidde voor | heeft voorgeleid |
wij | leiden voor | leidden voor | hebben voorgeleid |
jullie | leiden voor | leidden voor | hebben voorgeleid |
zij, ze | leiden voor | leidden voor | hebben voorgeleid |
PresensBeta
Example presens sentences for Voorleiden with some of the pronouns.
- Ik leid de kinderen voor.
- Jij leidt de vergadering voor.
- Hij leidt het team voor naar de overwinning.
- Zij leiden de gasten voor door het museum.
- Wij leiden de honden voor in de hondenshow.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Voorleiden with some of the pronouns.
- Ik leidde de kinderen voor.
- Jij leidde de vergadering voor.
- Hij leidde het team voor naar de overwinning.
- Zij leidden de gasten voor door het museum.
- Wij leidden de honden voor in de hondenshow.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Voorleiden with some of the pronouns.
- Ik heb de kinderen voorgeleid.
- Jij hebt de vergadering voorgeleid.
- Hij heeft het team voorgeleid naar de overwinning.
- Zij hebben de gasten voorgeleid door het museum.
- Wij hebben de honden voorgeleid in de hondenshow.