weghelpen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | help weg | hielp weg | heb weggeholpen |
jij, je, u | helpt weg | hielp weg | hebt weggeholpen |
hij, zij, het | helpt weg | hielp weg | heeft weggeholpen |
wij | helpen weg | hielpen weg | hebben weggeholpen |
jullie | helpen weg | hielpen weg | hebben weggeholpen |
zij, ze | helpen weg | hielpen weg | hebben weggeholpen |
PresensBeta
Example presens sentences for Weghelpen with some of the pronouns.
- Ik help de kinderen weg.
- Jij helpt de oude dame weg.
- Hij/zij helpt de vogels weg.
- Wij helpen de hond weg.
- Jullie helpen de klanten weg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Weghelpen with some of the pronouns.
- Ik hielp de kinderen weg.
- Jij hielp de oude dame weg.
- Hij/zij hielp de vogels weg.
- Wij hielpen de hond weg.
- Jullie hielpen de klanten weg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Weghelpen with some of the pronouns.
- Ik heb de kinderen weggeholpen.
- Jij hebt de oude dame weggeholpen.
- Hij/zij heeft de vogels weggeholpen.
- Wij hebben de hond weggeholpen.
- Jullie hebben de klanten weggeholpen.