aanklotsen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klots aan | klotste aan | ben aangeklotst |
jij, je, u | klotst aan | klotste aan | bent aangeklotst |
hij, zij, het | klotst aan | klotste aan | is aangeklotst |
wij | klotsen aan | klotsten aan | zijn aangeklotst |
jullie | klotsen aan | klotsten aan | zijn aangeklotst |
zij, ze | klotsen aan | klotsten aan | zijn aangeklotst |
Presens
Example presens sentences for Aanklotsen with some of the pronouns.
- Ik klotst aan tijdens het schoonmaken van mijn kamer.
- Jij klotst aan met het maken van je huiswerk.
- Hij/Zij klotst aan wanneer hij/zij de afwas doet.
- Wij klotsen aan terwijl we de tuin aan het opruimen zijn.
- Jullie klotsen aan tijdens het koken van het avondeten.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Aanklotsen with some of the pronouns.
- Ik kloste aan terwijl ik naar school fietste.
- Jij kloste aan toen je de presentatie voorbereidde.
- Hij/Zij kloste aan tijdens de vergadering.
- Wij klosten aan terwijl we de boeken lazen.
- Jullie klosten aan toen jullie de brieven schreven.
Perfectum
Example perfectum sentences for Aanklotsen with some of the pronouns.
- Ik heb aangeklost toen ik mijn auto probeerde te starten.
- Jij bent aangeklost met het repareren van de lekkende kraan.
- Hij/Zij is aangeklost bij het installeren van de nieuwe software.
- Wij hebben aangeklost tijdens het schilderen van de slaapkamer.
- Jullie zijn aangeklost met het regelen van de vakantieplannen.