tegensteken

Conjugations List of Tegensteken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksteek tegenstak tegenheb tegengestoken
jij, je, usteekt tegenstak tegenhebt tegengestoken
hij, zij, hetsteekt tegenstak tegenheeft tegengestoken
wijsteken tegenstaken tegenhebben tegengestoken
julliesteken tegenstaken tegenhebben tegengestoken
zij, zesteken tegenstaken tegenhebben tegengestoken

Presens
Beta

Example presens sentences for Tegensteken with some of the pronouns.

  • Ik steek tegen in de discussie.
  • Jij steekt tegen in het besluit.
  • Hij/Zij steekt tegen in de afspraak.
  • Wij steken tegen in de verandering.
  • Jullie steken tegen in het plan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Tegensteken with some of the pronouns.

  • Ik stak tegen in de vorige bijeenkomst.
  • Jij stak tegen in de oude overeenkomst.
  • Hij/Zij stak tegen in de eerdere plannen.
  • Wij staken tegen in de voorgaande discussies.
  • Jullie staken tegen in de vroegere oplossingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Tegensteken with some of the pronouns.

  • Ik heb tegengestoken in de vergadering.
  • Jij hebt tegengestoken in de presentatie.
  • Hij/Zij heeft tegengestoken in de onderhandelingen.
  • Wij hebben tegengestoken in het project.
  • Jullie hebben tegengestoken in de discussie.