aftapen

Conjugations List of Aftapen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktape aftapete afheb afgetapet
jij, je, utapet aftapete afhebt afgetapet
hij, zij, hettapet aftapete afheeft afgetapet
wijtapen aftapeten afhebben afgetapet
jullietapen aftapeten afhebben afgetapet
zij, zetapen aftapeten afhebben afgetapet

Presens
Beta

Example presens sentences for Aftapen with some of the pronouns.

  • Ik tap af. (I tap)
  • Jij tapt af. (You tap)
  • Hij/Zij/Het tapt af. (He/She/It taps)
  • Wij/zij/jullie tappen af. (We/They/You all tap)
  • De medewerkers tappen de vaten af. (The employees tap the barrels)

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aftapen with some of the pronouns.

  • Ik tapte af. (I tapped)
  • Jij tapte af. (You tapped)
  • Hij/Zij/Het tapte af. (He/She/It tapped)
  • Wij/zij/jullie tapten af. (We/They/You all tapped)
  • De ober tapte de frisdranken af. (The waiter tapped the soft drinks)

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aftapen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgetapt. (I have tapped)
  • Jij hebt afgetapt. (You have tapped)
  • Hij/Zij/Het heeft afgetapt. (He/She/It has tapped)
  • Wij/zij/jullie hebben afgetapt. (We/They/You all have tapped)
  • De barman heeft de bieren afgetapt. (The bartender has tapped the beers)