bevingeren

Conjugations List of Bevingeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbevingerbevingerdeheb bevingerd
jij, je, ubevingertbevingerdehebt bevingerd
hij, zij, hetbevingertbevingerdeheeft bevingerd
wijbevingerenbevingerdenhebben bevingerd
julliebevingerenbevingerdenhebben bevingerd
zij, zebevingerenbevingerdenhebben bevingerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Bevingeren with some of the pronouns.

  • Ik bevinger de boeken in de bibliotheek.
  • Jij bevingert de muziekinstrumenten in de klas.
  • Hij/Zij bevingert de kunstwerken in het museum.
  • Wij bevingeren de groenten op de markt.
  • Zij bevingeren de stoffen in de winkel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bevingeren with some of the pronouns.

  • Ik bevingerde altijd de boeken in de bibliotheek.
  • Jij bevingerde vroeger de muziekinstrumenten in de klas.
  • Hij/Zij bevingerde vaak de kunstwerken in het museum.
  • Wij bevingerden regelmatig de groenten op de markt.
  • Zij bevingerden soms de stoffen in de winkel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bevingeren with some of the pronouns.

  • Ik heb de boeken in de bibliotheek bevingerd.
  • Jij hebt de muziekinstrumenten in de klas bevingerd.
  • Hij/Zij heeft de kunstwerken in het museum bevingerd.
  • Wij hebben de groenten op de markt bevingerd.
  • Zij hebben de stoffen in de winkel bevingerd.