ontlopen

Conjugations List of Ontlopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikontloopontliepben ontlopen
jij, je, uontlooptontliepbent ontlopen
hij, zij, hetontlooptontliepis ontlopen
wijontlopenontliepenzijn ontlopen
jullieontlopenontliepenzijn ontlopen
zij, zeontlopenontliepenzijn ontlopen

Presens
Beta

Example presens sentences for Ontlopen with some of the pronouns.

  • Ik loop hem altijd ontlopen.
  • Jij loopt gevaar ontlopen.
  • Hij loopt altijd zijn verantwoordelijkheden ontlopen.
  • Wij lopen de regen ontlopen.
  • Zij lopen vaak de confrontatie ontlopen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ontlopen with some of the pronouns.

  • Ik liep hem altijd ontlopen.
  • Jij liep gevaar ontlopen.
  • Hij liep altijd zijn verantwoordelijkheden ontlopen.
  • Wij liepen de regen ontlopen.
  • Zij liepen vaak de confrontatie ontlopen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ontlopen with some of the pronouns.

  • Ik ben hem ontlopen.
  • Jij hebt gevaar ontlopen.
  • Hij heeft zijn verantwoordelijkheden ontlopen.
  • Wij zijn de regen ontlopen.
  • Zij hebben de confrontatie ontlopen.