puren

Conjugations List of Puren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpuurpuurdeheb gepuurd
jij, je, upuurtpuurdehebt gepuurd
hij, zij, hetpuurtpuurdeheeft gepuurd
wijpurenpuurdenhebben gepuurd
julliepurenpuurdenhebben gepuurd
zij, zepurenpuurdenhebben gepuurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Puren with some of the pronouns.

  • Ik pure de melk voorzichtig.
  • Jij puurt het sap uit de sinaasappel.
  • Hij/Zij/Het purt de olie om te koken.
  • Wij puren de groenten tot een gladde saus.
  • Jullie puren de vruchten tot een heerlijke smoothie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Puren with some of the pronouns.

  • Ik puurde de melk elke ochtend.
  • Jij puurde het sap uit de sinaasappel vroeger altijd.
  • Hij/Zij/Het puurde de olie om te koken voor het avondeten.
  • Wij puurden de groenten tot een gladde saus voor het feest.
  • Jullie puurden de vruchten tot een heerlijke smoothie tijdens de zomer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Puren with some of the pronouns.

  • Ik heb de melk gepuurd.
  • Jij hebt het sap uit de sinaasappel gepuurd.
  • Hij/Zij/Het heeft de olie gepuurd om te koken.
  • Wij hebben de groenten tot een gladde saus gepuurd.
  • Jullie hebben de vruchten tot een heerlijke smoothie gepuurd.