muteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | muteer | muteerde | ben gemuteerd |
jij, je, u | muteert | muteerde | bent gemuteerd |
hij, zij, het | muteert | muteerde | is gemuteerd |
wij | muteren | muteerden | zijn gemuteerd |
jullie | muteren | muteerden | zijn gemuteerd |
zij, ze | muteren | muteerden | zijn gemuteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Muteren with some of the pronouns.
- Ik muteer de gegevens dagelijks.
- Jij muteert de informatie regelmatig.
- Hij/Zij muteert de bestanden zorgvuldig.
- Wij muteren de database elke maand.
- Zij muteren de formulieren snel en efficiƫnt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Muteren with some of the pronouns.
- Ik muteerde de gegevens gisteren.
- Jij muteerde de informatie vorige week.
- Hij/Zij muteerde de bestanden in het verleden.
- Wij muteerden de database een jaar geleden.
- Zij muteerden de formulieren lang geleden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Muteren with some of the pronouns.
- Ik heb de gegevens gemuteerd.
- Jij hebt de informatie gemuteerd.
- Hij/Zij heeft de bestanden gemuteerd.
- Wij hebben de database gemuteerd.
- Zij hebben de formulieren gemuteerd.