doseren

Conjugations List of Doseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdoseerdoseerdeheb gedoseerd
jij, je, udoseertdoseerdehebt gedoseerd
hij, zij, hetdoseertdoseerdeheeft gedoseerd
wijdoserendoseerdenhebben gedoseerd
julliedoserendoseerdenhebben gedoseerd
zij, zedoserendoseerdenhebben gedoseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Doseren with some of the pronouns.

  • Ik doseer de lesstof aan mijn studenten.
  • Jij doseert de medicatie volgens het voorschrift.
  • Hij/zij/het doseert het water zorgvuldig in de maatbeker.
  • Wij doseren de kruiden in het recept naar smaak.
  • Jullie doseren de energie van de danspassen goed tijdens de voorstelling.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Doseren with some of the pronouns.

  • Ik doseerde de lesstof aan mijn studenten.
  • Jij doseerde de medicatie volgens het voorschrift.
  • Hij/zij/het doseerde het water zorgvuldig in de maatbeker.
  • Wij doseerden de kruiden in het recept naar smaak.
  • Jullie doseerden de energie van de danspassen goed tijdens de voorstelling.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Doseren with some of the pronouns.

  • Ik heb de lesstof gedoseerd aan mijn studenten.
  • Jij hebt de medicatie volgens het voorschrift gedoseerd.
  • Hij/zij/het heeft het water zorgvuldig gedoseerd in de maatbeker.
  • Wij hebben de kruiden in het recept naar smaak gedoseerd.
  • Jullie hebben de energie van de danspassen goed gedoseerd tijdens de voorstelling.