curetteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | curetteer | curetteerde | heb gecuretteerd |
jij, je, u | curetteert | curetteerde | hebt gecuretteerd |
hij, zij, het | curetteert | curetteerde | heeft gecuretteerd |
wij | curetteren | curetteerden | hebben gecuretteerd |
jullie | curetteren | curetteerden | hebben gecuretteerd |
zij, ze | curetteren | curetteerden | hebben gecuretteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Curetteren with some of the pronouns.
- Ik curetteer de baarmoeder van de patiënt.
- Jij curetteert regelmatig in de kliniek.
- Hij/zij curetteert de poliep zorgvuldig.
- Wij curetteren de baarmoederholte.
- Jullie curetteren met precisie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Curetteren with some of the pronouns.
- Ik curetteerde vroeger vaak.
- Jij curetteerde de baarmoeder van de patiënten.
- Hij/zij curetteerde de poliepen routinematig.
- Wij curetteerden regelmatig in de kliniek.
- Jullie curetteerden altijd zorgvuldig.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Curetteren with some of the pronouns.
- Ik heb gecuretteerd in de operatiekamer.
- Jij hebt al eerder gecuretteerd.
- Hij/zij heeft de poliep gecuretteerd.
- Wij hebben de baarmoederholte gecuretteerd.
- Jullie hebben met succes gecuretteerd.