medicaliseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | medicaliseer | medicaliseerde | heb gemedicaliseerd |
jij, je, u | medicaliseert | medicaliseerde | hebt gemedicaliseerd |
hij, zij, het | medicaliseert | medicaliseerde | heeft gemedicaliseerd |
wij | medicaliseren | medicaliseerden | hebben gemedicaliseerd |
jullie | medicaliseren | medicaliseerden | hebben gemedicaliseerd |
zij, ze | medicaliseren | medicaliseerden | hebben gemedicaliseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Medicaliseren with some of the pronouns.
- Ik medicaliseer de symptomen om een diagnose te stellen.
- Jij medicaliseert elke kleine kwaal.
- Hij/Zij/Het medicaliseert het probleem zonder na te denken over alternatieve oplossingen.
- Wij medicaliseren de samenleving door normale menselijke variaties als ziekten te bestempelen.
- Zij medicaliseren de behandeling van psychische aandoeningen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Medicaliseren with some of the pronouns.
- Ik medicaliseerde de symptomen om een diagnose te stellen.
- Jij medicaliseerde elke kleine kwaal.
- Hij/Zij/Het medicaliseerde het probleem zonder na te denken over alternatieve oplossingen.
- Wij medicaliseerden de samenleving door normale menselijke variaties als ziekten te bestempelen.
- Zij medicaliseerden de behandeling van psychische aandoeningen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Medicaliseren with some of the pronouns.
- Ik heb de symptomen gemedicaliseerd om een diagnose te stellen.
- Jij hebt elke kleine kwaal gemedicaliseerd.
- Hij/Zij/Het heeft het probleem gemedicaliseerd zonder na te denken over alternatieve oplossingen.
- Wij hebben de samenleving gemedicaliseerd door normale menselijke variaties als ziekten te bestempelen.
- Zij hebben de behandeling van psychische aandoeningen gemedicaliseerd.