segregeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | segregeer | segregeerde | heb gesegregeerd |
jij, je, u | segregeert | segregeerde | hebt gesegregeerd |
hij, zij, het | segregeert | segregeerde | heeft gesegregeerd |
wij | segregeren | segregeerden | hebben gesegregeerd |
jullie | segregeren | segregeerden | hebben gesegregeerd |
zij, ze | segregeren | segregeerden | hebben gesegregeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Segregeren with some of the pronouns.
- Ik segregeer de taken op basis van moeilijkheidsgraad.
- Jij segregeert de groepen volgens leerniveau.
- Hij/Zij/Het segregeert de boeken op genre.
- Wij segregeren de gerechten op allergieën en dieetwensen.
- Jullie segregeren de materialen op kleur.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Segregeren with some of the pronouns.
- Ik segregeerde de taken op basis van moeilijkheidsgraad.
- Jij segregeerde de groepen volgens leerniveau.
- Hij/Zij/Het segregeerde de boeken op genre.
- Wij segregeerden de gerechten op allergieën en dieetwensen.
- Jullie segregeerden de materialen op kleur.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Segregeren with some of the pronouns.
- Ik heb de taken gesegregeerd op basis van moeilijkheidsgraad.
- Jij hebt de groepen volgens leerniveau gesegregeerd.
- Hij/Zij/Het heeft de boeken op genre gesegregeerd.
- Wij hebben de gerechten op allergieën en dieetwensen gesegregeerd.
- Jullie hebben de materialen op kleur gesegregeerd.