helpen

Conjugations List of Helpen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhelphielpheb geholpen
jij, je, uhelpthielphebt geholpen
hij, zij, hethelpthielpheeft geholpen
wijhelpenhielpenhebben geholpen
julliehelpenhielpenhebben geholpen
zij, zehelpenhielpenhebben geholpen

Presens
Beta

Example presens sentences for Helpen with some of the pronouns.

  • Ik help mijn buurman met zijn tuinonderhoud.
  • Zij helpt haar vriendin met het maken van een presentatie.
  • Wij helpen graag mensen in nood.
  • Jullie helpen altijd anderen wanneer ze hulp nodig hebben.
  • De vrijwilligers helpen de daklozen met hun basisbehoeften.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Helpen with some of the pronouns.

  • Vroeger hielp ik altijd mijn ouders in de tuin.
  • Toen ik jong was, hielp ik mijn broer met zijn huiswerk.
  • Zij hielpen elkaar altijd in moeilijke tijden.
  • Als kind hielp ik vaak mee in de keuken.
  • In die tijd hielpen we onze buren regelmatig met klusjes.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Helpen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn vriend geholpen bij het verhuizen.
  • Hij heeft ons enorm geholpen tijdens het project.
  • Wij hebben de ouderen in het verzorgingstehuis geholpen.
  • Jullie hebben je zus geholpen met haar studie.
  • De organisatie heeft veel mensen geholpen in tijden van rampspoed.