inchecken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | check in | checkte in | heb ingecheckt |
jij, je, u | checkt in | checkte in | hebt ingecheckt |
hij, zij, het | checkt in | checkte in | heeft ingecheckt |
wij | checken in | checkten in | hebben ingecheckt |
jullie | checken in | checkten in | hebben ingecheckt |
zij, ze | checken in | checkten in | hebben ingecheckt |
PresensBeta
Example presens sentences for Inchecken with some of the pronouns.
- Ik check nu in bij de receptie van het hotel.
- Jij checkt altijd in via de zelfbedieningskiosk op het vliegveld.
- Hij/Zij checkt in met zijn/haar paspoort en instapkaart.
- Wij checken in bij de balie van de trein.
- Zij checken in bij de online registratie voor het evenement.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inchecken with some of the pronouns.
- Toen ik aankwam, checkte ik in bij de hotelbalie.
- Vroeger checkte jij altijd in bij de balie, maar nu doe je het online.
- Hij/Zij checkte in met zijn/haar identiteitsbewijs en boardingpass.
- Wij checkten in en wachtten op onze trein.
- Zij checkten altijd in bij de fysieke registratiebalie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inchecken with some of the pronouns.
- Ik heb ingecheckt voordat ik naar de gate ging.
- Jij bent al ingecheckt voor de vlucht van morgen.
- Hij/Zij heeft ingecheckt bij de receptie en de kamer gekregen.
- Wij zijn ingecheckt en hebben onze bagage afgegeven.
- Zij hebben ingecheckt en hun tickets gecontroleerd.