verwisselen

Conjugations List of Verwisselen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverwisselverwisseldeheb verwisseld
jij, je, uverwisseltverwisseldehebt verwisseld
hij, zij, hetverwisseltverwisseldeheeft verwisseld
wijverwisselenverwisseldenhebben verwisseld
jullieverwisselenverwisseldenhebben verwisseld
zij, zeverwisselenverwisseldenhebben verwisseld

Presens
Beta

Example presens sentences for Verwisselen with some of the pronouns.

  • Ik verwissel regelmatig mijn telefoonhoesje.
  • Jij verwisselt vaak van kledingstijl.
  • Hij verwisselt de batterijen in de afstandsbediening.
  • Zij verwisselen de banden van de fietsen.
  • Wij verwisselen onze plannen last-minute.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verwisselen with some of the pronouns.

  • Ik verwisselde vroeger vaak van kapsel.
  • Jij verwisselde altijd van studierichting.
  • Hij verwisselde de suikerpot met het zoutvaatje.
  • Zij verwisselden de namen van de tweelingbroertjes.
  • Wij verwisselden elk jaar van vakantiebestemming.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verwisselen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn oude laptop voor een nieuwe verwisseld.
  • Jij hebt je kamersleutel per ongeluk verwisseld met die van mij.
  • Hij heeft zijn baan verwisseld voor een betere kans.
  • Zij hebben hun bankrekening bij een andere bank verwisseld.
  • Wij hebben de defecte lampen in huis verwisseld.