omgeven

Conjugations List of Omgeven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikomgeefomgafheb omgeven
jij, je, uomgeeftomgafhebt omgeven
hij, zij, hetomgeeftomgafheeft omgeven
wijomgevenomgavenhebben omgeven
jullieomgevenomgavenhebben omgeven
zij, zeomgevenomgavenhebben omgeven

Presens
Beta

Example presens sentences for Omgeven with some of the pronouns.

  • De prachtige tuin omgeeft het huis.
  • De stad wordt omgeven door water.
  • Hij omgeeft zichzelf met goede vrienden.
  • De bergen omgeven het dal.
  • De muur omgeeft de oude binnenstad.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omgeven with some of the pronouns.

  • Vroeger werd het kasteel door grachten omgeven.
  • Toen ik jong was, werd onze buurt door bossen omgeven.
  • Ze voelden zich veilig toen ze door familie werden omgeven.
  • Tijdens de middeleeuwen werden steden vaak door stadsmuren omgeven.
  • Op dat moment werd het eiland door mist omgeven.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omgeven with some of the pronouns.

  • Het huis is door een hoge haag omgeven geweest.
  • We hebben de tafel met kaarsen omgeven.
  • Hij is altijd door controverses omgeven geweest.
  • Het park is onlangs met extra beveiliging omgeven geweest.
  • Ze hebben het gebied met hekken omgeven.