volstromen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stroom vol | stroomde vol | ben volgestroomd |
jij, je, u | stroomt vol | stroomde vol | bent volgestroomd |
hij, zij, het | stroomt vol | stroomde vol | is volgestroomd |
wij | stromen vol | stroomden vol | zijn volgestroomd |
jullie | stromen vol | stroomden vol | zijn volgestroomd |
zij, ze | stromen vol | stroomden vol | zijn volgestroomd |
PresensBeta
Example presens sentences for Volstromen with some of the pronouns.
- De rivier volstroomt langzaam met regenwater.
- Het zwembad volstroomt met enthousiaste kinderen.
- Tijdens het concert volstromen de zitplaatsen snel.
- Bij hevige regenval kunnen de straten volstromen met water.
- Als de sluizen opengaan, zal het kanaal volstromen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Volstromen with some of the pronouns.
- Vroeger volstroomde de rivier langzaam met regenwater.
- Het zwembad volstroomde altijd met enthousiaste kinderen in de zomer.
- Tijdens vroegere concerten volstroomden de zitplaatsen snel.
- Bij hevige regenval vorig jaar volstroomden de straten met water.
- Toen de sluizen opengingen, volstroomde het kanaal.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Volstromen with some of the pronouns.
- De rivier is langzaam volgestroomd met regenwater.
- Het zwembad is volgestroomd met enthousiaste kinderen.
- De zitplaatsen zijn tijdens het concert snel volgestroomd.
- De straten zijn bij hevige regenval volgestroomd met water.
- Het kanaal is volgestroomd toen de sluizen opengingen.