uitserveren

Conjugations List of Uitserveren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikserveer uitserveerde uitheb uitgeserveerd
jij, je, userveert uitserveerde uithebt uitgeserveerd
hij, zij, hetserveert uitserveerde uitheeft uitgeserveerd
wijserveren uitserveerden uithebben uitgeserveerd
jullieserveren uitserveerden uithebben uitgeserveerd
zij, zeserveren uitserveerden uithebben uitgeserveerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitserveren with some of the pronouns.

  • Ik serveer de maaltijd uit.
  • Jij s e rveert de drankjes uit.
  • Hij/zij/het serveert de desserten uit.
  • Wij serveren de gerechten uit.
  • Jullie serveren het eten uit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitserveren with some of the pronouns.

  • Ik serveerde de maaltijd uit.
  • Jij serveerde de drankjes uit.
  • Hij/zij/het serveerde de desserten uit.
  • Wij serveerden de gerechten uit.
  • Jullie serveerden het eten uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitserveren with some of the pronouns.

  • Ik heb de maaltijd uitgeserveerd.
  • Jij hebt de drankjes uitgeserveerd.
  • Hij/zij/het heeft de desserten uitgeserveerd.
  • Wij hebben de gerechten uitgeserveerd.
  • Jullie hebben het eten uitgeserveerd.