bijslepen

Conjugations List of Bijslepen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksleep bijsleepte bijheb bijgesleept
jij, je, usleept bijsleepte bijhebt bijgesleept
hij, zij, hetsleept bijsleepte bijheeft bijgesleept
wijslepen bijsleepten bijhebben bijgesleept
jullieslepen bijsleepten bijhebben bijgesleept
zij, zeslepen bijsleepten bijhebben bijgesleept

Presens
Beta

Example presens sentences for Bijslepen with some of the pronouns.

  • Ik sleep hem bij om te helpen.
  • Jij sleept haar er altijd bij voor advies.
  • Hij sleept zijn vrienden mee naar het feest.
  • Wij slepen de oude meubels naar buiten.
  • Zij slepen de koffers achter zich aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bijslepen with some of the pronouns.

  • Ik sleepte hem er altijd bij om te assisteren.
  • Jij sleepte haar telkens weer erbij voor steun.
  • Hij sleepte zijn vrienden overal mee naartoe.
  • Wij sleepten de zware dozen naar boven.
  • Zij sleepten de stoelen naar buiten voor het feest.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bijslepen with some of the pronouns.

  • Ik heb hem erbij gesleept om te ondersteunen.
  • Jij hebt haar altijd bijgesleept voor hulp.
  • Hij heeft zijn vrienden naar het concert meegesleept.
  • Wij hebben de auto uit de modder losgesleept.
  • Zij hebben de tafel naar de andere kant van de kamer meegesleept.