leegblazen

Conjugations List of Leegblazen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblaas leegblies leegheb leeggeblazen
jij, je, ublaast leegblies leeghebt leeggeblazen
hij, zij, hetblaast leegblies leegheeft leeggeblazen
wijblazen leegbliezen leeghebben leeggeblazen
jullieblazen leegbliezen leeghebben leeggeblazen
zij, zeblazen leegbliezen leeghebben leeggeblazen

Presens
Beta

Example presens sentences for Leegblazen with some of the pronouns.

  • Ik blaas de ballon leeg.
  • Jij blaast de ballon leeg.
  • Hij/Zij blaast de ballon leeg.
  • Wij blazen de ballon leeg.
  • Zij blazen de ballon leeg.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Leegblazen with some of the pronouns.

  • Vroeger blies ik de ballon leeg.
  • Vroeger blies jij de ballon leeg.
  • Vroeger blies hij/zij de ballon leeg.
  • Vroeger bliezen wij de ballon leeg.
  • Vroeger bliezen zij de ballon leeg.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Leegblazen with some of the pronouns.

  • Ik heb de ballon leeggemaakt.
  • Jij hebt de ballon leeggemaakt.
  • Hij/Zij heeft de ballon leeggemaakt.
  • Wij hebben de ballon leeggemaakt.
  • Zij hebben de ballon leeggemaakt.