paaldansen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | paaldans | paaldanste | heb gepaaldanst |
jij, je, u | paaldanst | paaldanste | hebt gepaaldanst |
hij, zij, het | paaldanst | paaldanste | heeft gepaaldanst |
wij | paaldansen | paaldansten | hebben gepaaldanst |
jullie | paaldansen | paaldansten | hebben gepaaldanst |
zij, ze | paaldansen | paaldansten | hebben gepaaldanst |
PresensBeta
Example presens sentences for Paaldansen with some of the pronouns.
- Ik paaldans elke week in de sportschool.
- Jij paaldanst graag tijdens feestjes.
- Hij/Zij paaldanst als een professional op het podium.
- Wij paaldansen samen als hobby.
- Zij paaldansen voor de lol en de fitheid.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Paaldansen with some of the pronouns.
- Vroeger paaldanste ik professioneel.
- Jij paaldanste altijd met zoveel elegantie.
- Hij/Zij paaldanste regelmatig op feestjes.
- Wij paaldansten vaak samen in de dansstudio.
- Zij paaldansten graag in de buitenlucht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Paaldansen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren paaldanslessen gevolgd.
- Jij bent al eerder gaan paaldansen, toch?
- Hij/Zij heeft de paaldanswedstrijd gewonnen.
- Wij hebben vorig jaar een paaldansworkshop georganiseerd.
- Zij hebben meegedaan aan een paaldansvoorstelling.