redderen

Conjugations List of Redderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikredderredderdeheb geredderd
jij, je, ureddertredderdehebt geredderd
hij, zij, hetreddertredderdeheeft geredderd
wijredderenredderdenhebben geredderd
jullieredderenredderdenhebben geredderd
zij, zeredderenredderdenhebben geredderd

Presens
Beta

Example presens sentences for Redderen with some of the pronouns.

  • Ik redder
  • Jij redt
  • Hij/Zij/Het redt
  • Wij redden
  • Jullie redden

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Redderen with some of the pronouns.

  • Ik redde
  • Jij redde
  • Hij/Zij/Het redde
  • Wij redden
  • Jullie redden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Redderen with some of the pronouns.

  • Ik heb gered
  • Jij hebt gered
  • Hij/Zij/Het heeft gered
  • Wij hebben gered
  • Jullie hebben gered