wegglippen

Conjugations List of Wegglippen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikglip wegglipte wegben weggeglipt
jij, je, uglipt wegglipte wegbent weggeglipt
hij, zij, hetglipt wegglipte wegis weggeglipt
wijglippen wegglipten wegzijn weggeglipt
jullieglippen wegglipten wegzijn weggeglipt
zij, zeglippen wegglipten wegzijn weggeglipt

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegglippen with some of the pronouns.

  • De tijd glipt door mijn vingers.
  • Hij glipt altijd weg als ik hem wil vangen.
  • De woorden glippen uit mijn mond voordat ik er erg in heb.
  • De kans glipt ons steeds verder uit de handen.
  • Het moment glipt voorbij voordat je het weet.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegglippen with some of the pronouns.

  • Hij glipte vaak weg wanneer ik niet keek.
  • Als kind glipte hij regelmatig stiekem weg van huis.
  • Ze glipten weg door het smalle steegje.
  • De gedachte glipte telkens weg zodra ik probeerde eraan vast te houden.
  • Terwijl we aan het praten waren, glipte mijn aandacht weg naar iets anders.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegglippen with some of the pronouns.

  • Hij is weggeglipt toen ik even niet oplette.
  • De sleutel is uit mijn handen weggeglipt en ik kon hem niet meer vinden.
  • Ze zijn weggeglipt voordat ik ze kon tegenhouden.
  • De tijd is ongemerkt weggeglipt terwijl ik bezig was.
  • De waarheid is me altijd een beetje weggeglipt.