vereffenen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vereffen | vereffende | heb vereffend |
jij, je, u | vereffent | vereffende | hebt vereffend |
hij, zij, het | vereffent | vereffende | heeft vereffend |
wij | vereffenen | vereffenden | hebben vereffend |
jullie | vereffenen | vereffenden | hebben vereffend |
zij, ze | vereffenen | vereffenden | hebben vereffend |
PresensBeta
Example presens sentences for Vereffenen with some of the pronouns.
- Ik vereffen
- Jij vereffent
- Hij/Zij/Het vereffent
- Wij vereffenen
- Jullie vereffenen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vereffenen with some of the pronouns.
- Ik vereffende
- Jij vereffende
- Hij/Zij/Het vereffende
- Wij vereffenden
- Jullie vereffenden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vereffenen with some of the pronouns.
- Ik heb vereffend
- Jij hebt vereffend
- Hij/Zij/Het heeft vereffend
- Wij hebben vereffend
- Jullie hebben vereffend